Son album précédent remonte à il y a environ huit ans. Elle estime que le résultat est un échec pur et simple, dont elle n'a pourtant gardé que de bons souvenirs hormis les sessions d'enregistrement. Elle considère être davantage parolière que chanteuse, en raison de sa petite voix et de son sens du rythme peu développé. Mais le chant pur avait jusqu'alors toujours été relativement facile. Et puis tout à coup il a fallu parfois passer six heures pour obtenir quelque chose de décent sur la bande d'enregistrement. Pas étonnant, a fait remarquer le technicien de l'album "Le danger" puisque le réglage des instruments était très légèrement faux. "Un grand soulagement." Même avec les quatre albums précédents, tous réalisés avec le même producteur, elle garde ses distances parce qu'elle a chuté maintes et maintes fois sur la rythmique. En bref, à un moment donné ça ne lui convenait plus du tout. "Si vous faites quelque chose sans plaisir, ça ne peut jamais produire quelque chose de bon."
La décision d'un retour est principalement due à la maison de disque qui lui a promis une liberté artistique totale sans obligation d'assurer des prestations télévisées. "Quand je dois paraître en public, je suis sur les nerfs. Ca n'a jamais été autrement et c'est pour ça que j'ai arrêté de chanter en public il y a déjà 30 ans". Pour la musique et la production, elle s'est entourées de deux jeunes talents : Alain Lubrano et Rodolphe Burger, le chef de bande de Kat Onoma. Ils ont mêlé habilement des lingots de voix et de chuchotements mystérieux avec une instrumentation rock étonnamment moderne. En passant, elle évoque son admiration pour les sons des groupes comme Radiohead et Portishead. Ce qui explique pourquoi elle a traversé la moitié de l'Europe pour en parler à la presse. Et devinez quoi ? « Je suis toujours la Françoise Hardy de Tous les garçons et les filles. »
Texte original : "Haar vorige album dateert van zo’n acht jaar terug. Het resultaat bestempelt ze ronduit als mislukt, terwijl ze aan de opnamesessies allesbehalve dierbare herinneringen bewaart. Kijk, ze vindt zich eerder een tekstschrijfster dan een zangeres, dat vooropgesteld - ze heeft nu eenmaal een klein stemmetje en haar gevoel voor ritmiek is evenmin geweldig. Maar zuiver zingen ging haar altijd betrekkelijk gemakkelijk af. En toen opeens kostte het haar soms wel zes uur voor er een partij fatsoenlijk op de band stond. Geen wonder, zo wist de technicus van Le Danger haar te vertellen, de begeleiding was, haast op het onhoorbare af, vals. ‘Een hele opluchting.’ Ook van de vier voorafgaande albums neemt ze nadrukkelijk afstand, omdat ze zich keer op keer, door notabene een en dezelfde producer, liet overbluffen. Kortom, op een gegeven moment hoefde het voor haar allemaal niet meer. ‘Als je iets zonder plezier doet, kan het nooit wat goeds opleveren.’
Dat ze zich uiteindelijk aan een come-back waagde, lag vooral aan de platenfirma, die haar volledige artistieke vrijheid beloofde en haar bovendien niet zou dwingen om voor de televisie te verschijnen. ‘Als ik in het openbaar moet optreden, sterf ik van de zenuwen. Dat is nooit anders geweest, vandaar dat ik al een jaar of dertig niet meer voor een publiek zing.’ Voor de muziek en de produktie benaderde ze twee jonge talenten: Alain Lubrano en Rodolphe Burger, de voorman van Kat Onoma. Zij zetten baar mysterieuze fluisterzang op knappe wijze af met een verrassend moderne rockinstrumentatie, waarin en passant haar bewondering doorklinkt voor groepen als Radiohead en Portishead. Hetgeen meteen verklaart waarom ze nu half Europa afreist om de schrijvende pers te woord te staan. En wat blijkt? ‘Ik ben nog steeds Frangoise Hardy van Tous Les Garçons Et Les Filles.’"
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire